> Word lid > Aanmelden nieuwsbrief

Nieuwsberichten

> Alle berichten bekijken

Ik miste de aanraking waaruit blijkt: “Ik zie jou”

05 mei 2020

In een serie verhalen over de werkzaamheden tijdens de coronacrisis, vandaag het woord aan aspirant-bestuurslid Martina den Otter.

Als verpleegkundig specialist heb ik een duobaan in een algemeen ziekenhuis in het midden van het land, het St Jansdal Ziekenhuis in Harderwijk. Binnen de acute zorg werk ik als verpleegkundig specialist in het Antibiotic Stewardship Team (AST) waarbij ik de spil ben in een team wat bestaat uit een infectioloog, microbioloog en apotheker. Daarnaast werk ik ook op de polikliniek oncologie. Ik heb dus twee expertisegebieden.

Een belangrijke taak is de dagelijkse monitoring van patiënten die antibiotica gebruiken, om onnodig en te breed antibioticumgebruik te voorkomen. Bedsideconsulten spelen hierbij een grote rol, waarbij ik in consult word gevraagd of mijzelf uitnodig op verpleegafdelingen. Het brede aanbod van patiënten maakt dit een uitdagende functie. Daarnaast is ook het contact met vele behandelaren van verschillende specialismen één van de uitdagingen. Het verbeteren van antibioticagebruik volgens de SWAB-richtlijnen door middel van een audit of puntprevalentiemeting naast het maken van klinische beslisregels is een onderdeel van mijn werkzaamheden.

Daarnaast ben ik de notulist tijdens vergadermomenten en beheer ik de agenda van het AST. Ik schakel voortdurend tussen het medisch en verpleegkundig domein, waarbij het geven van voorlichting en scholing mijn passie is. Voordat ik werd opgeleid tot verpleegkundig specialist, ben ik docent binnen het domein Zorg en Welzijn geweest. De kennis die ik hier heb opgedaan kan ik ook in mijn huidige functie toepassen.

Naast mijn werk voor het AST ben ik ook werkzaam als verpleegkundig specialist op de polikliniek oncologie. Het zelfstandig behandelen bij patiënten met gezondheidsproblemen en hierbij gericht zijn op preventie, behandeling en eventuele genezing is een belangrijk doel in mijn functie binnen de oncologie. Op de poli longoncologie begeleid ik patiënten na slechtnieuwsgesprekken, geef ik voorlichting over behandelingen met chemo- en/of immunotherapie, en over eventuele operaties. Het meedenken over wensen voor de toekomst, wanneer we successen vieren of teleurstellingen delen, dragen we als team met elkaar. Door bewust te kiezen voor een duobaan waarin ik werk voor het AST met de oncologie combineer, maak ik het mijzelf niet gemakkelijk. De afwisseling is er echter des te groter door.

En toen kwam maart 2020, waarin de wereld op zijn kop gezet werd. Geplande operaties kwamen op losse schroeven te staan, en: was er wel een IC-bed? Voortgangsgesprekken met oncologische patiënten werden telefonisch gehouden om deze kwetsbare, vaak immuungecomprimenteerde groep, niet naar ons ziekenhuis te laten komen. Er waren immers zoveel covid-19-afdelingen, in aller haast opgezet. Onze omgeving op de Veluwe werd hard getroffen door het virus. Dit gaf onrust bij patiënten. Was de koorts dan toch corona of juist gerelateerd aan de behandeling? Slechtnieuwsgesprekken vonden plaats zonder dat ik een hand op iemands schouder kon leggen, zonder even die aanraking waaruit blijkt “Ik zie jou”.

Al gauw werd duidelijk dat een duobaan niet haalbaar was in deze tijd. De druk in de kliniek was enorm. Ik kon de oncologie tijdelijk los te laten. Geweldige collega’s maakten dit mogelijk.

Mijn naaste collega, internist-infectioloog werd voorzitter van het covid-19-behandelteam en het covid-19-beleidsteam. Ik nam ondersteunende taken op me. In het verlengde van mijn functie ging ik alle patiënten bij wie er sprake was van een (verdenking) covid-19 monitoren vanaf de SEH. Zo nodig bracht ik hen in het MDO in. Het betekende 60-urige werkweken en slapeloze nachten, naast de radeloosheid en de boosheid die ik soms heb ervaren.

De wetenschap dat er een landelijke tekort aan IC-bedden was, jonge mensen wier klinische toestand plotseling verslechterde. “Wat als, wat als…”, schoot zo regelmatig door mij heen. Los van deze twijfels, werkte ik verder. Ik gaf ondersteuning op de cohortafdelingen, en beantwoordde de vele vragen van verpleegkundigen. Of ik was gewoon aanwezig zodat men even zijn verhaal kon delen.

Ook werden covid-19-protocollen opgesteld, aangepast en weer herzien naar aanleiding van nieuwe inzichten en adviezen van het RIVM. Ik volgde webinars met ervaringen van andere behandelaars, waarmee behandelingen konden worden aangepast. En er was nog zo veel meer: voor de verpleegkundigen een inwerklijst maken, filmpjes opnemen en het leerhuis vullen met alle beschikbare informatie die nodig is om te kunnen werken op een covidafdeling. Bewustwording creëren en schakelen tussen het medisch en verpleegkundig domein. De teamleider op de covid-19-afdelingen ondersteunen, de verpleging bijpraten over het druppel-plusprotocol en de schoonmaakdienst die meerdere malen per dag belde met vragen.

Mijn werk bleek zó breed te zijn; breder dan ik ooit voor mogelijk had gehouden. Bedsideconsulten uitvoeren, verdriet aanhoren over gescheiden zijn van familie en soms ontdaan zijn als een patiënt naar de IC bleek te zijn wegens repiratoire insufficiëntie. De gruwelen van dit virus dat zo onvoorspelbaar is.

Met alle afdelingen van het ziekenhuis heb ik contact gehad en wat hebben we gezamenlijk hard gewerkt. We zijn er nog lang niet. Nu staan we voor het vraagstuk van de opstart van alle ‘reguliere’ zorg, en ook dat is een enorme uitdaging. We hebben wel gezamenlijk bewezen vindingrijk te zijn. Hippocrates schreef: ”Ik stel het belang van de patiënt voorop en eerbiedig zijn opvattingen.” Vanuit deze gedachte gaan we het redden met elkaar, dat geloof ik zeker.